De koper van een huis kan te maken krijgen met verschillende belastingen. De meest bekende is de inkomstenbelasting: de hypotheekrenteaftrek is voor veel woningbezitters onmisbaar om de hypotheeklasten te kunnen betalen. Naast de inkomstenbelasting zijn er nog meer belastingsoorten aan de orde, die we op deze pagina doornemen.
Als woningkoper of -eigenaar kunt u naast de inkomstenbelasting te maken krijgen met de volgende belastingen, die we hierna uitwerken:
De gemeente weet de woningbezitter vaak goed te vinden. Gemeenten bepalen zelf welke gemeentelijke belastingen er geheven worden, en ook hoe hoog deze zijn. U betaalt meestal:
Veel van deze belastingen worden bepaald door de WOZ-waarde van uw woning. De gemeente stelt de WOZ-waarde ieder jaar opnieuw vast. Deze waarde beweegt mee met de verkoopprijzen op de woningmarkt, alleen met een vertraging. Voor de WOZ-waarde wordt namelijk gekeken naar het prijspeil op 1 januari van het vorige jaar. Ook het eigenwoningforfait voor de inkomstenbelasting wordt bepaald door de WOZ-waarde.
Bij de aankoop van een bestaande woning betaalt u overdrachtsbelasting. Dit is heel lang 6% van de koopsom geweest, maar inmiddels verlaagd naar 2%. De notaris brengt deze overdrachtsbelasting in rekening en draagt deze af aan de Belastingdienst.
Heel soms wordt een bestaande woning vrij op naam (VON) aangeboden. Dat betekent dat u de overdrachtsbelasting niet hoeft te betalen.
Als een huis heel snel na de aankoop alweer verkocht wordt kan de volgende koper vrijstelling krijgen van de overdrachtsbelasting. U betaalt bij zo'n snelle doorverkoop alleen wat overdrachtsbelasting als u voor het huis meer betaalt dan bij de vorige overdracht. Vaak wordt in zo'n situatie met de verkoper afgesproken dat u de 'gewone' overdrachtsbelasting betaalt, waardoor het voordeel voor de verkoper is. Dat voordeel wordt daarmee onderdeel van de koopsom.
Er is ook vrijstelling van overdrachtsbelasting als u (meer of mede-)eigenaar wordt van een woning door:
Met ingang van 2021 vervalt de overdrachtsbelasting bij de aankoop van een woning voor iedereen tussen de 18 en 35 jaar. Vanaf april 2021 geldt aanvullend dat de woning niet duurder mag zijn dan € 400.000. Normaal betaalt u als koper 2% overdrachtsbelasting over de koopsom van de woning. Op een woning van € 250.000 scheelt dat dus € 5.000 aan overdrachtsbelasting. Ook als u onder de 35 bent en al een koophuis heeft, kunt u bij het kopen van een andere woning eenmalig gebruikmaken van deze regeling. Voorwaarde is wel dat u de woning zelf gaat bewonen. U kunt maar één keer een beroep doen op de vrijstelling van overdrachtsbelasting. Koopt u samen met een partner een woning en is de één onder de 35 jaar en de ander 35 of ouder, dan betaalt de jongste partner geen belasting over zijn/haar deel en de oudste het normale tarief van 2%. Bij de eigendomsoverdracht wordt bepaald of u in aanmerking komt voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting.
Voldoet u niet aan de voorwaarden van de vrijstelling, maar koopt u wel een woning voor eigen bewoning? Dan betaalt u 2% overdrachtsbelasting.
Koopt u een tweede woning voor bijvoorbeeld de verhuur? Dan stijgt voor u de overdrachtsbelasting van 6% naar 8% in 2021. Deze maatregel raakt ook ouders die voor hun kind een woning kopen.
Koopt u een nieuwbouwwoning, dan heeft u niets te maken met overdrachtsbelasting. In plaats daarvan betaalt u 21% btw over de bouwgrond en de woning. Dit wordt door de aannemer in rekening gebracht en afgedragen aan de Belastingdienst. De btw is al opgenomen in de koop/aanneemsom die u betaalt.
De aankoop van een eigen woning wordt door ouders regelmatig aangegrepen om hun kinderen een geldbedrag te schenken. Ook springen ouders nog weleens bij als er betalingsproblemen zijn, met een schenking om de hypotheeklast te betalen of de hypotheek deels mee af te lossen. In al deze situaties moet u rekening houden met de schenkbelasting.
Ouders kunnen tot bepaalde grenzen belastingvrij aan hun kinderen schenken. Daarvoor bestaat een jaarlijkse vrijstelling en een eenmalige verhoogde vrijstelling. Die verhoogde vrijstelling kon tot 2017 alleen gebruikt worden voor kinderen tussen 18 en 40 jaar oud. Sinds 2017 de schenker ook iemand anders dan de ouder(s) van het kind zijn.